Anatomie van het oog

Anatomie van het oog

Hieronder kun je lezen uit welke onderdelen het oog bestaat en hoe de anatomie ervan is opgebouwd: 

  • Oogleden beschermen ons tegen uitdroging, fel licht en vreemde voorwerpen. Door te knipperen met de oogleden wordt de traanfilm op het hoornvlies ververst en over het oog verdeeld. Het knipperen van je ogen gaat onbewust. Een mens knippert zo’n 20.000 keer per dag. Tegen fel licht knijpen we onze ogen tot spleetjes. Om te voorkomen dat er iets in ons oog komt, knijpen we ze in een reflex dicht.
  • De harde oogrok (sclera), ofwel het oogwit, geeft je oog stevigheid. De harde oogrok gaat aan de voorkant over in het hoornvlies.
  • Het hoornvlies (cornea) is het doorzichtige deel van de harde oogrok, aan de voorkant van het oog. Door het hoornvlies valt het licht het oog binnen. Het hoornvlies werkt ook als lens. Het hoornvlies bevat geen bloedvaten en mist daarmee een aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen. Deze haalt het hoornvlies onder andere uit de buitenlucht. Bij het dragen van contactlenzen op het hoornvlies is het dan ook belangrijk dat zuurstofopname uit de buitenlucht nog mogelijk is.
  • Het regenboogvlies (iris) bepaalt de kleur van het oog. De kleur wordt bepaald door de hoeveelheid pigment die iemand heeft. Een donkerbruin oog heeft meer pigment dan een blauw of grijs oog. De iris reguleert ook de pupil. De iris bestaat uit twee spieren die ervoor kunnen zorgen dat de pupil kan variëren in grootte.
  • De pupil is een ronde opening in de iris die groter en kleiner kan worden. Van buitenaf is de pupil te zien als een zwart gaatje. De pupil reageert op licht. Bij fel licht wordt de pupil nauwer en als het donkerder is, wordt de pupil wijder. Dit is mogelijk door spieren in de iris (link). De pupil wordt daarom ook wel het diafragma van het oog genoemd: ze zorgt er als het ware voor dat de foto goed belicht wordt. Maar ook door bepaalde medicatie kan de pupil wijder of nauwer worden.
  • De ooglens bevindt zich achter de iris en achter de pupil. De ooglens en het hoornvlies vormen samen het lenzenstelsel van het oog. Door de binnenvallende lichtstralen te breken (van richting veranderen), zorgen het hoornvlies en de ooglens ervoor dat de lichtstralen op het netvlies samenvallen. Dat is nodig om scherp te kunnen zien. Het bijzondere van de ooglens is dat deze van sterkte kan veranderen door boller of platter te worden. Dit heet accommoderen. Zo kunnen we zowel in de verte scherp zien als dichtbij. Zie ook ‘emmetroop oog’.
  • De voorste en achterste oogkamer liggen tussen het hoornvlies en het regenboogvlies (voorste oogkamer) en achter het regenboogvlies waar de lens is opgehangen (achterste oogkamer). De kamers zijn gevuld met oogvocht of kamerwater. Het kamerwater zorgt voor de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen. De oogdruk wordt door de aanmaak en afvoer van kamerwater bepaald.
  • Glasvocht (corpus vitreum) is een geleiachtige substantie. Achter de ooglens zit een holle ruimte die is gevuld met glasvocht. Om het glasvocht zit een dun vlies dat tegen het netvlies aan ligt. In het glasvocht zitten geen bloedvaten, net als in het hoornvlies en de lens. Vezels in het glasvocht zorgen voor elasticiteit en stevigheid. Door het glasvocht kan het oog zijn ronde vorm behouden. De ronde vorm is belangrijk voor een juiste breking van het licht.
  • Het netvlies (retina) is de binnenbekleding van het oog. Het netvlies zet beelden om in elektrische signalen die via de oogzenuw naar de hersenen gaan. Het netvlies bestaat uit wel tien lagen, met elk een eigen functie. De bekendste laag is die waarop de staafjes en kegeltjes liggen. De kegeltjes zorgen ervoor dat we bij daglicht kunnen kijken en dat we recht voor ons uit details kunnen onderscheiden en kleuren kunnen zien. De staafjes helpen ons om in het donker en opzij te zien.  
  • Het vaatvlies (choroïdea) ligt tussen het netvlies en de harde oogrok. Het vaatvlies is een fijn netwerk van kleine bloedvaten die het oog van voeding voorzien. Aan de voorkant van het oog gaat het vaatvlies over in de iris.
  • De gele vlek (macula) is een klein onderdeel van het oog, maar heel belangrijk om details te kunnen waarnemen. De macula is de gele vlek op het netvlies waar de kegeltjes heel dicht op elkaar liggen. Hoe goed we fijne details kunnen onderscheiden, wordt uitgedrukt in de gezichtsscherpte.
  • De oogzenuw (nervus opticus) zit aan de achterkant van de oogbol. Iedere plaats in het gezichtsveld heeft een eigen zenuwvezel. Deze zenuwvezels geven signalen door die via de oogzenuwbaan naar de hersenen gaan. Het punt waar de oogzenuw het oog verlaat, wordt papil genoemd. Op de plaats van de papil zit geen netvlies. Daarom kun je met dit deel niet zien: dit is je blinde vlek. Je kunt een testje doen om je blinde vlek te vinden.
  • De traankliertjes zitten aan de buitenkant boven het oog. Traanklieren maken traanvocht aan. Het traanvocht verspreidt zich in een laagje over de voorkant van het oog om het tegen uitdrogen te beschermen. Dit laagje wordt ook wel traanfilm genoemd. Een deel van het traanvocht verdampt. Het teveel aan traanvocht moet worden afgevoerd. Hiervoor zorgt onder andere de traanbuis. De traanbuis voert het traanvocht af naar de neusholte.