Aanvullend onderzoek bij aanmeten of controleren van contactlenzen

Aanvullend onderzoek

Als je contactlenzen wilt dragen, is de kwaliteit en de hoeveelheid traanvocht van groot belang. De contactlens moet lekker kunnen drijven in het traanvocht, zodat er geen wrijving ontstaat. Ook is het traanvocht van belang voor de zuurstoftoevoer naar het oog. De optometrist kan het traanvocht beoordelen met het spleetlamponderzoek. Mocht je last hebben van droge ogen, dan kan het zijn dat (langdurig) dragen van lenzen afgeraden wordt.
 
Nadat de kwaliteit en hoeveelheid traanvocht zijn bepaald, wordt er gekeken of er geen beschadigingen op het hoornvlies (cornea) aanwezig zijn. Als er beschadigingen zijn, bekijkt de optometrist waar deze vandaan komen. Het kan zijn dat het dragen van contactlenzen tijdelijk moet worden uitgesteld totdat het hoornvlies (cornea) volledig hersteld is. Deze onderzoeken worden gedaan, zodat je zonder klachten contactlenzen kunt gaan dragen.
 
Om de juiste pasvorm van de contactlens te bepalen, maakt de optometrist een corneatopografie.

Met de verkregen informatie kan de optometrist je goed adviseren welk type lens het beste bij jou en jouw situatie past.